Skip to content

Informatieve artikelen

Een nestje fokken

Heeft u belangstelling om zelf een nestje te fokken? Klik hier voor meer informatie

ECVO-oogonderzoek

Bij een ECVO-oogonderzoek wordt de hond onderzocht op de aanwezigheid van een groot aantal erfelijke oogziekten. Het onderzoek verschaft dus geen informatie over de mogelijke aanleg, die de hond heeft om een oogziekte te vererven.

Hoe gaat zo’n onderzoek in zijn werk?

De ogen van de hond worden gedruppeld om de pupil te verwijden. Dat proces duurt 15-30 minuten. Voor sommige oogonderzoeken worden de ogen ook al voor het druppelen onderzocht (bijv. voor MPP-onderzoek). Van het druppelen van de ogen heeft de hond weinig tot geen hinder (soms kan de hond wat lichtschuw of misselijk worden). De oogspecialist kijkt met speciale apparatuur in de ogen van de hond en kan daarbij afwijkingen vaststellen.

De uitslag van het oogonderzoek

Mogelijke uitslagen:

Vrij:

De hond vertoont op dit moment geen afwijkingen. De uitslag blijft voor fokdieren 12 maanden geldig.

Onbeslist:

De hond vertoont zeer geringe afwijkingen, die bij een klinisch beeld kunnen passen, maar onvoldoende specifiek zijn. Dit komt voor bij o.a. Retina Dysplasie.

Voorlopig niet vrij:

De hond vertoont geringe afwijkingen, die passen in een klinisch beeld van een erfelijke oogziekte, maar het is niet helemaal duidelijk of de hond die ziekte ook werkelijk heeft.

Om die reden moet de hond na 6-12 maanden opnieuw gecontroleerd worden. Totdat bij een nieuw onderzoek duidelijk wordt of de hond vrij is van die erfelijke oogafwijking, mag er met de hond niet gefokt worden.

Voorzichtigheid is geboden met de ouders van de hond, want die kunnen natuurlijk drager zijn.

Niet vrij:

De hond vertoont de klinische symptomen van een erfelijk oogziekte.

Of er met zo’n hond gefokt kan worden ligt aan de ernst van de afwijking, het aantal honden van het betreffende ras, het beleid van de rasvereniging enz.

Soms wordt er op het formulier, in de daarvoor bestemde commentaarruimte, een opmerking geplaatst. Dat is o.a. het geval als er MPP iris-iris is vastgesteld.

Het betreft dan een klein draadje of stipje, dat een restant is van een vaatstelsel voor de lens, dat eigenlijk 4 weken na de geboorte van de hond hoort te verdwijnen.

Bij veel rassen is de vererving van dit verschijnsel “onder studie”. De betreffende hond wordt vrij gegeven van erfelijke oogafwijkingen.

Alleen in ernstige gevallen, waar het MPP iris-lens of MPP iris-cornea betreft, wordt het vakje MPP als “niet vrij” aangekruist.

De uitslag is voor fokdieren 12 maanden geldig. Voor sommige afwijkingen is de (negatieve)uitslag blijvend.

Klik hier voor adressen Ecvo-oogartsen: Overzicht
Database uitslagen Raad van Beheer

MPP

Wat is MPP?
Membrana pupillaris persistens ( MPP: bloedvatrestjes van voor de geboorte)
MPP is een vrij zelden voorkomende, aangeboren oogafwijking. Als gevolg van een storing in de ontwikkeling blijven er restjes achter van het embryonale lensvaatnetje dat voor de geboorte de voorzijde van de lens van voedingsstoffen moest voorzien.

Wat zijn de verschijnselen?
MPP komt in vele vormen voor. Bij de lichtste vormen blijven er kleine pigmentklontjes achter op de voorkant van de lens of tegen de binnenkant van het hoornvlies. Ook kunnen er zich draadjes bevinden op het oppervlak van de iris (regenboogvlies). Deze draadjes kunnen ook oversteken over de pupil of naar de voorkant van de lens of naar de binnenzijde van het hoornvlies. Er kan zelfs een soort spinnenweb of vliesje in het oog van overblijven. Als de resten verbonden zijn met de binnenzijde van het hoornvlies kunnen zij daarin witte littekens veroorzaken. Het lijkt dan of de patiënt op pup leeftijd een beschadiging aan het oog heeft gekregen. Als de resten tegen de voorzijde van de lens blijven zitten, kunnen zij daar grauwe staar of cataract veroorzaken. Soms gaat MPP ook gepaard met andere oogafwijkingen, zoals microphthalmie (aangeboren, te kleine oogbol) of netvliesafwijkingen.

Wat is er aan te doen?
Een behandeling is vrijwel nooit noodzakelijk. Een heel enkele keer is operatieve verwijdering nuttig.

Wat is de oorzaak?
MPP wordt veroorzaakt doordat, tijdens het laatste deel van de dracht, een stoornis in de resorptie (afbraak) van het embryonale vaatstelseltje aan de voorzijde van de lens optreedt. Bij een aantal rassen is de afwijking erfelijk bepaald.

Hoe kan het voorkomen worden?
Honden met ernstige vormen van MPP kunnen beter worden uitgesloten van de fokkerij. Bij sommige rassen heeft de afwijking zich al zeer sterk door het ras verbreid. Bij dergelijke rassen zal men voorlopig niet veel anders kunnen doen dan bij de selectie alleen honden met lichte vormen van MPP te gebruiken en dan nog zo min mogelijk.

De uitslag MPP-Iris wordt sinds september 2016 omschreven op het ECVO formulier als:
MPP-Iris Niet Vrij
Met “MPP-Iris Niet Vrij” mag gefokt worden als het andere ouder dier hier “Vrij” van is.
Met de ernstiger vormen, zoals MPP -Lens en MPP -Cornea en MPP -lamina mag niet gefokt worden.
Bij twee verschillende ooguitslagen Vrij en Niet Vrij kunt u naar het ECVO oog-panel, tenminste 3 oogpanelleden moeten dan constateren dat de hond geen ernstigere vorm van ‘MPP-Iris’ heeft. Pas dan wordt de uitslag ‘MPP-Iris Niet Vrij’ verwijderd.
Eens per jaar worden de aantallen in een statistiek gepubliceerd in het clubblad en op de website.

Panel-onderzoek kunt u aanvragen via het secretariaat, of bij een van de oogpanel leden, zie lijst ECVO-oogpanelleden.
Bron: Dierenkliniek Wagenrenk, met dank aan dr. Stades.

Cataract

Elke vertroebeling van de lens wordt grauwe of grijze staar of cataract genoemd. Deze afwijking wordt bij de mens en bij een groot aantal diersoorten gezien. Als een klein deel van de lens door cataract troebel is geworden, kan het gezichtsvermogen nog redelijk goed zijn. Helaas breiden bijna alle vormen van cataract zich langzaam of snel uit totdat de lens geheel ondoorzichtig is geworden. De pupil is dan geheel grijs wit (afbeelding 4).

Meestal treedt cataract op den duur aan beide ogen op.
Ook een normale lens kent een verouderingsproces, waarbij bij de hond vanaf een leeftijd van circa zes jaar een verdichting van de lenskern optreedt. Deze veroorzaakt echter een te verwaarlozen verslechtering van het gezichtsvermogen, in tegenstelling tot bij “echte” grauwe staar.

Stofwisselingsstoornissen, zoals suikerziekte, sommige vergiften, straling en een tekort aan bepaalde voedingsbestanddelen (aminozuren, vitaminen) kunnen cataract veroorzaken. Ook kan een ernstige, diepe beschadiging, zoals het binnendringen van een vreemd voorwerp (kattennagel, doorntje) in de oogbol, een lenstroebeling doen ontstaan. Bij de hond komt de erfelijke vorm van cataract echter verreweg het meeste voor. We zien hierbij meerdere vormen: Een vorm die aangeboren of op zeer jeugdige leeftijd optreedt, een vorm die bij wat oudere honden, van ongeveer twee tot zeven jaar oud, voorkomt, en zogenaamde “ouderdomsstaar”. Cataract is niet effectief met medicijnen te remmen of te genezen. Wel is een operatieve behandeling mogelijk, waarbij de troebele lensinhoud wordt verwijderd. De gezichtsscherpte kan door het inbrengen van een kunstlensje meestal goed worden hersteld. Deze operatie is niet onder alle omstandigheden mogelijk of zinvol.

Erfelijkheid
Over de wijze van overerven lijkt bij sommige rassen (bijvoorbeeld dwerg- en middenslag poedel) enige duidelijkheid te bestaan. Bij de Jack Russell Terriër is hierover nog te weinig bekend om tot harde conclusies te komen. Net als bij andere rassen zal cataract ook bij de Jack Russell waarschijnlijk een recessief of een incompleet dominant patroon van overerven vertonen.

Lensluxatie

Door het kapot gaan van de ophangbandjes van de ooglens kan de lens los raken. De ophangbandjes kunnen afwijkend zijn aangelegd, degenereren of bij uitzondering direct breken. Bij een aantal kleine terriërrassen komt lensluxatie erfelijk (recessief) voor. Naast de Jack Russell zijn deze rassen: Duitse jachtterriër, Tibetaanse terriër, Welsh , Fox en Dandie Dinmont terriër. Als er een behoorlijk aantal ophangbandjes (over een groter gebied) is gebroken zal de lens gedeeltelijk loslaten (subluxatie).

Laat de lens geheel los dan kan deze ófwel min of meer op zijn plaats blijven of zich in de oogbol naar vóór of naar achteren verplaatsen (afbeeldingen 2 en 3). De lens en/ of het glasvocht kunnen hierbij de passage of de afvoer van het kamerwater blokkeren, met (secundair) glaucoom tot gevolg. Indien niet optimaal behandeld leidt een secundair glaucoom in het algemeen snel tot een “verloren” oog. Een lensluxatie dient daarom als een spoedgeval te worden beschouwd.

Erfelijkheid
Lensluxatie wordt bij de Jack Russell terriër beschouwd als een enkelvoudig recessief verervende ziekte. Honden met een lensluxatie dienen te worden uitgesloten van de fokkerij. Ook de ouderdieren en eventuele directe nakomelingen kunnen hiervoor beter niet meer worden gebruikt. Indien het aantal voor de fokkerij beschikbare dieren dit toelaat kunnen nakomelingen uit dezelfde combinatie ook beter niet voor de fok worden ingezet. Dit, daar er een sterk verhoogde kans is dat ook zij drager van de afwijking zullen zijn.

Publicaties

Wij kunnen u de volgende (Nederlandse) media van harte aanraden:

De Jack Russell terriër
ISBN 978-90-5821-001-2

Deel uit een serie identiek opgezette boekjes over een bepaald hondenras. Behandeld worden o.a. Oorsprong, Rasstandaard, Voor- en nadelen van het ras, Reu of teef, Pup of volwassen hond, Waar kopen, Op reis, Voeding, Verzorging, Opvoeding, Voortplanting, Parasieten, Gezondheid en ziekte enz. Het in een kleine letter gedrukte boekje is niet bedoeld als uitgebreid handboek, maar het biedt nuttige basisinformatie m.n. voor mensen die overwegen een hond aan te schaffen. Zij die al een hond hebben, wordt aangeraden dieper gravende literatuur als aanvulling aan te schaffen.

Jack Russell terriër
Auteur:Bolmans, Rob
ISBN:978-90-5821-612-0

Een uitgave die de (toekomstig) eigenaar uitgebreid van informatie voorzie. Het bevat veel kleurenfoto’s en illustraties bij uitleg van aandoeningen of het gestel van de hond. De auteur beschrijft naast de geschiedenis van dit ras en de rasstandaard uitgebreid de verzorging en gezondheid van de terriër. Er wordt veel aandacht besteed aan de opvoeding waarbij rekening wordt gehouden met de herkomst van de hond en het gedrag in de roedel. Er wordt een realistisch beeld van de hond geschetst en de auteur schuwt niet om aandachtsgebieden aan te geven. Door in te gaan op de voortplanting en de aanschaf en door af te sluiten met een lijst rasverenigingen is dit boek een goede voorbereiding voor mensen die overwegen een Jack Russell terriër aan te schaffen.


De Parson Russell & Jack Russellterriër

Boneham, Sheila Webster
ISBN: 978-90-483-0433-2

De Parson Jack Russell Terriër en de Jack Russell Terriër in een rasmonografie.. Het verschil tussen beide types wordt helder uitgelegd. De meerwaarde van dit boek is dat de auteurs niet stoppen na de gebruikelijke informatie over opvoeding, training, voeding, gezondheid en activiteiten, maar in hun boek ook de ontstaansgeschiedenis van beide rassen behandelen. Hoewel dit boek oorspronkelijk in Amerika is uitgegeven, is daarvan in de tekst niets te merken, omdat deze goed is aangepast aan de Nederlandse situatie, bijvoorbeeld als het om de hondensporten gaat.. Via het register kunnen alle onderwerpen snel worden gevonden. Dit nieuwe boek munt uit in compleetheid en up-to-date inzichten en informatie. Prettige schrijfstijl. – Ria Hörter

Recente DVD,
Gemaakt in Duitsland, met Nederlandse vertaling

Voor de door Dogtime gemaakte dvd zijn opnames gemaakt bij enkele NVJRT-activiteiten.
Te koop bij de NVJRT

Informatie voor werkstuk of spreekbeurt

De Jack Russell Terriër

Geschiedenis
De Jack Russell terriër is een Engelse terriër dat bekend staat als een ‘werkende’ of ‘jacht’ terriër. De naam ‘Russell’ dankt deze hond aan Dominee John Russell met de bijnaam Jack. Deze dominee woonde in het dorp Swymbridge in Devon, Engeland. Toendertijd werden terriers veel gebruikt om op allerlei wild te jagen. Dominee Russell was een man die op vossen jaagde en had daarbij een terriër nodig die goed ondergronds kon werken. Hiermee wordt bedoeld dat de hond de vos uit zijn hol moest jagen zonder het te doden. Hij heeft vond het belangrijk dat de terrier dit goed kon, belangrijker dan het uiterlijk van de hond. Nu nog, ruim een eeuw later, wordt de Jack Russell Terrier nog steeds gebruikt voor de jacht op vossen in Engeland maar ook voor jacht op andere dieren.

De Jack Russell van nu
De Jack Russell Terriër wordt in Nederland heden ten dagen volop gefokt. Door minder selectieve kruisingen en kruisingen met andere (terriër)rassen is de afgelopen jaren een hond ontstaan in vele varianten. Zo zijn er Jack Russells die er uitzien als een teckel met vlekken en er zijn Jack Russells die daar totaal niet op lijken. Deze honden lijken helemaal niet op de ‘werkende’ terriers van vroeger. Sommige mensen zeggen dat Jack Russells geen echte rashonden zijn, en er daarom op allerlei manieren uit mogen zien. Het klopt dat het heel lang duurde voordat er officiele stambomen voor Jack Russell terriers waren, maar het is goed om te weten dat juist de jagers vroeger heel goed naar honden keken voordat er mee gefokt werd en wel degelijk wisten welke ouderhonden een nestje moesten krijgen om de jachteigenschappen goed door te geven. Deze jagers hadden echter geen zin om hun honden te showen omdatz e bang waren dat er dan te veel naar het uiterlijk en te weinig naar de jachteigenschappen van de hond gekeken werd. Maar een Jack Russell die niet goed gebouwd was, of niet gezond, daar werd echt niet mee gefokt. Toen de hond heel populair werd kwam daar helaas een einde aan.

Van doggydance tot behendigheid
Binnenshuis is de Jack Russell een gezellige en vrolijke hond, die lekker bij de mensen op schoot wil zitten of er gewoon bij wil zijn. Deze hond is zeer trouw aan zijn baasje(s) en kan goed met kinderen overweg, zeker als ze hiermee zijn opgegroeid. De meeste Jack Russell’s zijn actief en bijna niet moe te krijgen. Belangrijk is dan ook dat deze hond veel bezig gehouden wordt zowel geestelijk als lichamelijk. Hij neemt dan ook geen genoegen met een blokje om. Een hond die zich buiten niet uit kan leven zal dit binnen gaan doen! De Jack Russell is door zijn actieve houding overal voor in van doggydance tot behendigheid spelenderwijs kan deze hond snel leren wat er van hem wordt verwacht.

Een grote hond in een kleine verpakking
Het algemeen voorkomen van de Jack Russell is een levendige en lenige hond gebouwd op snelheid. Dit vriendelijke hondje mag niet onderschat worden. Hij wordt niet voor niets ‘een grote hond in een kleine verpakking’ genoemd. Ook voor de grote hond aan de overkant is hij niet bang. De Jack Russell is zeer waaks aangelegd en zal regelmatig blaffen. Ook houdt de Jack Russell van graven. Een kleine pup graaft een klein gaatje maar een volwassen Jack Russell kan de tuin omtoveren tot een kleine zandafgraving!

Aanleg om te jagen
Buiten is de Jack Russell een echte jachthond. Zij hebben vaak een natuurlijke drang en aanleg om te jagen. Zij zullen achter alles aanzitten wat haar of veren heeft. Dat kan een muis of een rat zijn maar ook de kat van de buren. Wat ze te pakken krijgen zullen zij vaak proberen te doden. Dit jagen is na een gedegen opvoeding natuurlijk wel binnen de perken te houden maar het zit wel in het karakter van de Jack Russell.

Een hond met karakter
Uit alles blijkt dat de Jack Russell een echte karakterhond is. Jack Russell bezitters zullen het nodige denkwerk moeten verrichten om deze hond een stap voor te blijven. Jack Russells kunnen erg eigenwijs zijn maar ook zeer pienter. Zij vereisen een zeer consequente opvoeding. Bepaalde gedragingen van een jong hondje zijn misschien wel leuk maar niet meer als ze volwassen zijn en probeer het er dan maar eens uit te krijgen.

Drie verschillende vachtvariëteiten
De Jack Russell komt voor in drie verschillende vachtvariëteiten: de gladhaar, de broken coat en de ruwhaar. De broken coat zit tussen de glad- en de ruwhaar in. Bezitters van een ruwharige Jack Russell moeten de vacht een aantal keer per jaar (laten) plukken door een trimmer. Op het moment worden er Jack Russells in allerlei kleuren te koop aangeboden. Genetisch is het onmogelijk een “Black and Tan” Jack Russell te fokken uit echte Jack Russell ouders. In dit geval bezitten mensen een rasechte kruising! Volgens de rasstandaard moet een Jack Russell hoofdzakelijk wit zijn met bruine, zwarte en/of driekleur aftekeningen. Wit en wit lemon mag ook.

Erfelijke afwijkingen
Patella Luxatie is een aandoening die bij veel kleine terriër rassen voorkomt. Bij een Patella Luxatie raakt de knieschijf buiten zijn normale spoor en komt in de meeste gevallen aan de binnenkant en in andere gevallen aan de buitenkant van het kniegewricht terecht. Als mensen een pup kopen via de pupinfo van de Nederlandse Vereniging Jack Russell Terriër (NVJRT) zijn beide ouderdieren onderzocht op Patella Luxatie. Ook moeten beide ouderdieren jaarlijks zijn getest op erfelijke oogafwijkingen. Zij moeten van beide vrij zijn.

Leeftijd
Jack Russells kunnen fit en actief blijven tot op hoge leeftijd. Leeftijden van 15 tot 18 jaar zijn geen uitzonderingen. De aanschaf van een Jack Russell is dus meestal een contract voor een langere termijn.

Laat u goed informeren
Laat je van tevoren goed informeren over de aanschaf van een Jack Russell terriër. Ga naar een vertrouwde fokker, via de rasvereniging, en niet zomaar iemand die zegt dat hij Jack Russells fokt!
Sommige van deze ‘fokkers’ spellen zelfs de rasnaam niet goed! Eenmaal bij een fokker aangekomen moet je letten op de manier hoe de pups gehuisvest zijn. Of het schoon en netjes is en of je de juiste papieren meekrijgt. Dit zijn: een inentingsboekje waarin staat wanneer de pup is geënt en ontwormd en wat zijn chipnummer is. En niet te vergeten een koopovereenkomst.

DE officiële STAMBOOM van de Raad van Beheer krijgt u meteen mee, een bijbehorend registratie bewijs wordt nagestuurd door deze instantie.

Nederlandse Vereniging Jack Russell Terriër

De NVJRT is de officiële rasvereniging voor de Jack Russell Terriër. In 2000 toegetreden als lid van de vereniging Raad van Beheer. De NVJRT geeft jaarlijks vijf keer een clubblad uit en organiseert o.a. clubmatches, wandelingen en races. Ook voor vragen met betrekking tot alles over het ras kan men bij de NVJRT terecht. Door lid te zijn van een rasvereniging steunt u het ras.

Keurverslag

Een verklaring van opmerkingen die u in het keurverslag van uw hond kunt tegenkomen. Hierbij wordt uitgegaan van de volgorde zoals u waarschijnlijk in uw keurverslag zult tegenkomen.

Type: het beeld dat men van de hond krijgt, als men de “algemene verschijning” voor ogen heeft.
Hoogte: schofthoogte, gemeten van de schoft tot aan de grond.
Hoogte/lengte verhouding: verhouding tussen schofthoogte en lichaamslengte.
Stop: overgang tussen schedel en voorsnuit.
Hoofdverhouding: schedellengte in verhouding tot de voorsnuit.
Expressie: uitdrukking van het hoofd.
Oordracht: manier waarop de oren gedragen worden (correct is: oren naar voren gevouwen, tegen het hoofd aan gedragen)
Schaargebit: snijtanden in de bovenkaak vallen bij gesloten mond juist over die van de onderkaak.
Premolaren: (valse) kiezen, die juist achter de hoektanden liggen, soms ontbreken er een paar, wat niet wenselijk is.
Tanggebit: boven en ondersnijtanden vallen bij gesloten mond precies op elkaar.
Bovenvoorbijter: bovensnijtanden vallen bij gesloten mond ver voor de ondersnijtanden.
Ondervoorbijter: bovensnijtanden vallen bij gesloten mond ver achter de ondersnijtanden.
Bone: Engels voor goed beenwerk en skelet.
Steil front: te weinig hoeking tussen de diverse botten van de voorhand.
Voorhand: schouder, opperarm, onderarm en voet.
Schouderligging: het schouderblad moet schuin geplaatst zijn ( hoek van ongeveer 60 graden met de grond) en van voldoende lengte.
Frans staan: voorvoeten draaien naar buiten.
Zwakke voet: de voet is in stand doorgezakt of de tenen sluiten niet tegen elkaar aan.
Span: de borstomvang, gemeten achter de schouderbladen. (gemeten door omvatten met de handen, wat bij de gemiddelde mannenhand gemakkelijk moet lukken).
Lendenen: moeten gespierd zijn en licht gewelfd.
Ruig: de top van het schouderblad.
Topline: rugbelijning in profiel gezien. ( moet horizontaal en recht zijn, niet oplopend naar achter toe).
Kniehoeking: hoeking tussen botten van dijbeen en onderbeen.
Aflopende croupe: teveel hellend bekken.
Lage staartaanzet: de staartinplant beneden de ruglijn.
Te vrolijk gedragen staart: staart buigt over de rug heen.
Koehakkig: de sprongen zijn naar binnen gedraaid.
Nauw gaan: hond plaatst de benen te dicht naast elkaar bij het lopen.
Uitgrijpend gangwerk: de hond loopt met ruime passen.
Sikkelhakkig: de hond strekt het spronggewricht niet als hij loopt.
Steppen: te hoog opgooien van de voorbenen.
Open vacht: haren liggen niet genoeg tegen elkaar.
Teveel platen of kleur: teveel gekleurde ( niet witte) delen van de vacht.
Ticking: kleine (gekleurde) stipjes in de (onder) vacht.

Vachtverzorging

Met dank aan Helmi Mutter

Uitgaande van de oerhond, de wolf, zou een hond twee maal per jaar moeten verharen. In de winter bij kou heeft de hond een dikke wintervacht, terwijl de hond in de zomer de dunnere zomervacht heeft. Ook het klimaat heeft invloed op de structuur van de vacht. Het verharen van iedere hond heeft te maken met temperatuur en licht.
Daar de mens de hond als gebruiks en huisdier is gaan houden, gaat deze stelling in sommige gevallen niet meer op. Een hond uit het hoge noorden zou qua vacht niet kunnen aarden in Afrika en andersom evenmin. De manier waarop de hond gehouden wordt, in huis of in de kennel, heeft dus duidelijk te maken met de verharing en de mate waarin de hond verhaart.

Door de eeuwen heen heeft de mens verschillende rassen “gecreëerd”. Daardoor zijn er verschillende vachttypen ontstaan. Gladhaar, ruwhaar, krul en kroeshaar, zijdehaar, langhaar, vilthaar en zelfs honden zonder haar (denk maar aan de Mexicaanse Naakthond). Voor ieder ras bestaat er een rasstandaard. Daarin staat vermeld hoe de beharing behoort te zijn. Bij de Parson Jack Russell Terriër en Jack Russell Terriër is dat gladhaar, brokencoat of ruwhaar. Brokencoat is een gladde, dichte ondervacht met als bovenvacht langer stug haar, vooral op de rug, wat meestal 2x per jaar makkelijk te trimmen is.

Plukken
Bij het trimmen (plukken) van de vacht werk je het gemakkelijkst van voor naar achteren. Je houdt het gedeelte van de huid dat je wil plukken met de ene hand
strak, terwijl men met de andere hand wat haar (kleine plukjes tegelijk) tussen duim en wijsvinger neemt. Met een draaiende beweging (alsof je aardappels pit) geef je korte rukjes. Werk met de haarrichting mee. Wanneer het haar goed rijp is, voelt de hond er niets van en vindt het vaak zelfs prettig.

Rubberen geldtellers
Bij de kantoorboekhandel of sommige dierenspeciaalzaken zijn zogenoemde geldtellers te koop. Dit zijn rubber dopjes met noppen die je om duim en wijsvinger kunt doen. Ze bestaan in verschillende maten en werken prima. Ook kan een trimmes gebruikt worden. Uiteraard geen scherp trimmes, dit zou de haren afsnijden en dat is niet de bedoeling, daar het dode haar er in zijn geheel uit moet!
Bij de gladharige hond kan tijdens zo’n ruiperiode een rubber roskam of een rubber handschoen uitkomst bieden. Begin al vroeg met het plukken van de ruwhaar, dit komt later de vacht ten goede. Begin ook vroegtijdig de hond te wennen om op een tafel te staan en gekamd te worden, zeker als u van plan bent om de hond zelf te plukken. Dit voorkomt worstelpartijen met een onwillige hond, wat op zich rampzalig is voor beide partijen. Leg op de tafel een rubber matje om uitglijden te voorkomen. Het verdient aanbeveling te werken met een tafel om onnodig bukken te voorkomen. Ook staat de hond vaak rustiger op een tafel.
En komt u er niet uit, naar de trimsalon!

Oogonderzoek

Kijk voor meer informatie op de website van de Raad van Beheer

Oogaandoeningen

Erfelijke oogafwijkingen door M.H. Boevé en F.C. Stades

Bij veel diersoorten (waaronder ook de mens) komt een groot aantal erfelijke oogaandoeningen voor die eventueel tot blindheid kunnen leiden. Ook bij de hond spelen tientallen erfelijke oogaandoeningen een rol. Vaak is het zo dat één of meerdere van dergelijke oogziekten bij een bepaald ras duidelijk vaker voorkomen dan bij een ander ras of bij kruisingen.

Bij de Jack Russell Terriër wordt vooral een tweetal erfelijke oogziekten regelmatig vastgesteld, namelijk lensluxatie (loslating van de ooglens door degeneratie van het “ophangsysteem”) en cataract (lenstroebeling, grijze of grauwe staar). Ook wordt er soms distichiasis vast gesteld. De laatste tijd zien we vaak MPP aangetekend worden op het Ecvo-formulier.

Bij gewervelde dieren worden de oogbollen beschermd door de weefsels die er omheen liggen (afbeelding 1). Als belangrijkste bescherming geldt de benige oogkas. Daarnaast zijn er de zachte weefsels in en rond de oogkas en de oogleden. De rand van de boven en onderoogleden moet goed aansluiten aan de oogbol. De ooglidrand hoort dus niet naar binnen of naar buiten om te krullen en de oogspleet hoort qua lengte goed bij de grootte van de oogbol te passen. Bij de meeste gewervelde dieren bestaat naast de boven en onderoogleden nog het zogenaamde “derde ooglid”, een plooivormig uitgroeisel van het bindvlies, dat vanuit de binnenooghoek

Als bescherming voor de oogbol komt als de oogbol naar achteren wordt getrokken. Honden en katten kunnen de oogbol bij “gevaar” in de oogkas terug trekken. Bij de mens is van het derde ooglid nog slechts een restant in de binnenooghoek aanwezig. Het derde ooglid heeft, evenals het boven en onderooglid, een zeer belangrijke, beschermende functie. Bovendien bevat het een traanklier die voor ongeveer 30% van de totale traanproductie zorgt. Door deze en andere traanklieren wordt het traanvocht geproduceerd. Hierdoor wordt de buitenzijde van de oogbol, vooral het hoornvlies, tegen uitdroging en infecties beschermd. De wand van de oogbol zelf bestaat uit een witte laag bindweefsel (harde oogrok of sclera) die rondom aanwezig is. Aan de voorzijde gaat deze over in een doorzichtig deel, het hoornvlies (cornea). Dit kan worden gezien als een venster, waardoor licht en beelden het oog kunnen binnenkomen. Aan de achterkant van de oogbol bevindt zich in de harde oogrok een opening, waardoor de oogzenuw het oog verlaat.

Binnenin de oogbol zijn van voor naar achter, de volgende structuren aanwezig (afbeelding 1). Direct achter het hoornvlies ligt de voorste oogkamer die met een waterig vocht, het kamerwater, is gevuld. Aan de achterzijde wordt de voorste oogkamer begrensd door het regenboogvlies (iris), dat meestal bruin van kleur is. Centraal in de iris bevindt zich de pupilopening die door de werking van spiertjes in de iris kleiner en groter kan worden. In fel licht wordt de pupilopening klein, bij duisternis wordt de pupil groot. De pupil is vergelijkbaar met het diafragma van een fototoestel. Achter de pupil en iris bevindt zich de lens, waarmee het binnenkomende beeld op het netvlies wordt scherpgesteld. De lens moet daarom helder zijn. Troebeling ervan verslechtert het gezichtsvermogen. Troebelingen van de lens worden “grijze” of “grauwe” staar (cataract) genoemd. De lens is met een groot aantal ophangbandjes aan de wand van de oogbol bevestigd. Als (een deel van) deze draadjes degenereert, vergelijkbaar met “materiaalmoeheid”, kan de lens losraken. Dit is meestal het begin van grote, snel verlopende problemen in de oogbol. Vooral de optredende verhoogde oogdruk (glaucoom) leidt snel tot een blijvende blindheid en een (zeer) pijnlijke toestand. Achter de lens bevindt zich het glasvocht (vitreum), dat uit een geleiachtige substantie bestaat. Deze substantie vult het achterste deel van het oog verder op. De achterzijde van het oog is aan de binnenkant bekleed met een tweetal vliezige lagen, namelijk het netvlies (retina) en daarachter het vaatvlies (choroidea). Het vaatvlies bevat zeer veel bloedvaatjes, die de meeste onderdelen van het oog van voedingsstoffen en zuurstof voorzien.

Het netvlies bestaat uit een dunne, doorzichtige laag zenuwweefsel, waarop het beeld wordt geprojecteerd. In het netvlies liggen twee soorten lichtgevoelige cellen, de staafjes en kegeltjes. De staafjes doen hun werk (zijn “ingeschakeld”) in situaties met weinig licht (duisternis, schermerdonker). Met de staafjes kan alleen een zwart/wit beeld worden gezien. De staafjes zijn bij de hond veruit in de meerderheid. De kegeltjes werken in situaties met veel licht en zijn in het netvlies van de hond maar schaars aanwezig. Door kegeltjes is het mogelijk kleuren te zien. De door de staafjes en kegeltjes ontvangen lichtprikkels komen via zenuwbaantjes terecht bij de “blinde vlek”. Hier worden alle zenuwvezels vanuit het netvlies gebundeld in de oogzenuw. Via deze zenuw en via de daarvan afgeleide zenuwbanen worden de signalen naar de hersenschors geleid, waar alle afzonderlijke prikkels tot een beeld worden samengevoegd. Zo komt het eigenlijke “zien” tot stand.

Gezondheidsonderzoeken-online (Database Raad van Beheer), met daarin alle uitslagen. De NVJRT publiceert de uitslagen ook.

Patella Luxatie

De patella (afbeelding I, no.1) is een sesambeen in de pees van de M. Quadriceps, dit is de dijbeenspier aan de voorkant van het dijbeen. Tijdens beweging van de knie glijdt de patella in een gleuf in het dijbeen (trochlea, afbeelding I, no.2).

0m een goed functionerend kniegewricht te hebben is het noodzakelijk dat dit glijden naar behoren gebeurt. Indien de patella naar de binnen- dan wel de buitenzijde van de trochlea schiet spreken we van patella luxatie, resp. naar mediaal of lateraal.

Indien de patella luxeert zal het dier in meer of mindere mate kreupel lopen en soms door de knie zakken. Toch komt het ook voor dat het dier in geringe mate last heeft van de patella luxatie en het soms even trekken met de achterpoot als enig zichtbaar verschijnsel is waar te nemen.
Patella luxatie komt frequent voor bij de volgende rassen; de Engelse en Franse Bulldog, de dwergkees, de Yorkshire Terriër en dwergpoedels. Ook bij andere rassen kan er patella luxatie optreden.

We kunnen de patella luxatie in vier graden van ernst onderverdelen:

Graad 1: Incidenteel luxeert de patella die weer spontaan door het strekken van het been terug in de trochlea komt Bij rotatie van het scheenbeen kan de patella met de hand geluxeerd worden.

Graad 2: Regelmatig optredende luxatie met duidelijke problemen. De geluxeerde patella kan zonder hulp weer terugkomen in de trochlea.

Graad 3: Continu aanwezige patella luxatie, waarbij het mogelijk is met de hand de patella weer in de trochlea te krijgen.

Graad 4; Continu aanwezige patella luxatie, waarbij het niet mogelijk is met de hand de patella weer in de trochlea te krijgen.

Daarnaast is het mogelijk om een onderverdeling te maken naar de zijde waarna de patella luxeert. Gebeurt dit naar de binnenzijde van de knie dan noemen we dit een patella luxatie naar mediaal, gebeurt dit naar de buitenzijde van de knie dan noemen we dit een patella luxatie naar lateraal.

De oorzaak van de patella luxatie naar mediaal, zoals we die zeer frequent zien bij o.a. de Engelse Bulldog en de Bordeaux dog is niet in een zin te vangen. Zowel erfelijke aanleg als milieufactoren zijn hierop van invloed. Onder milieufactoren worden onder meer verstaan; overgewicht, te veel en verkeerde beweging en veel springen. Onder erfelijke aanleg vallen de “constructie fouten” zoals daar zijn (zie figuur 2):
1. Afwijkende stand van de heupkop en -hals, waardoor een O-benige stand op kan treden.
2. Onderste derde gedeelte van het dijbeen is naar binnen gebogen.
3. De groeve van de trochlea is erg ondiep in aanleg
4. Ontwikkelingsstoornis van de binnenste rolkarn van het dijbeen, waardoor deze te klein blijft.
5. Het naar binnen gedraaid zijn van de plaats waar de kniepees aanhecht.
6. Een buiging van het scheenbeen naar binnen toe.
7. Naar binnen staan van de voeten.
Niet alle “constructiefouten” hoeven gelijktijdig voor te komen. Ook het voorkomen van een of twee fouten kan de ontwikkeling tot patella luxatie naar mediaal geven. De behandeling voor patella luxatie naar mediaal is sterk afhankelijk van de leeftijd waarop het dier klachten krijgt, de klachten die het dier van de patella luxatie heeft en de graad van patella luxatie. Zo kan de behandeling uiteen lopen van medicamenteuze aanpak met gerichte training tot een ingrijpende operatie, waarbij de trochlea wordt verdiept en de aanhechting van de kniepees naar buiten wordt verplaats, zodat weer een rechte lijn wordt verkregen tussen dijbeenspieren, patella en aanhechting van de kniepees. De behandeling kan per dier zeer verschillend zijn. In overleg met de eigenaar wordt naar de beste oplossing voor uw huisdier gezocht.

Daar de kans erg groot is dat een dier die lijdende is aan patella luxatie ook nakomelingen kan geven die last hebben van patella luxatie, moet men zeer terughoudend zijn met het fokken van dieren die lijdende zijn aan deze aandoening. Dit om verdere verspreiding binnen het ras te voorkomen. Door niet alleen te selecteren op het wel of niet aanwezig zijn van patella luxatie, maar vooral ook door te selecteren op rechte beenstand, voldoende hoeking en juiste stand van de ondervoeten kunnen we het voorkomen dat patella luxatie steeds frequenter voor gaat komen.

Dierenkliniek Sleeuwijk

Levershunt

Tekst over Levershunt

Database NVJRT Gezondheid en inteelt

Back To Top